Iedereen die van wandelen houdt en wil begrijpen waarom het zo heerlijk en heilzaam is, raad ik het boek Wanderlust van filosoof Rebecca Solnit aan. Een geweldig werk waarin ze je meeneemt op haar eindeloze dwaaltochten door stad en land, het wandelen in een cultuurhistorisch en filosofisch perspectief plaatst én uiteenzet waarom ieder mens veel, heel veel, zou moeten wandelen. Solnit legt overigens geen verband tussen wandelen en schrijven maar tussen wandelen en denken. En dat is min of meer hetzelfde, al is het maar omdat je denken in hoge mate je schrijven bepaalt.

Sinds een aantal jaren wandel ik weer vaak en lang. Liefst een paar dagen achtereen. Voorlopig hoogtepunt daarin waren de laatste 250 km die ik te voet aflegde naar Santiago de Compostella. ‘ Niet heel sexy, hè’, zei een van mijn broers toen ik hem vertelde over mijn Santiago-plannen. ‘Bijna vijftig en dan ga je ook nog wandelen. Naar Santiago de Compostella!’ Hm, hij had een punt; wandelen heeft een suf imago. Jammer, want het heeft zo gruwelijk veel voordelen en waarschijnlijk is het grootste voordeel – het vertragen – verantwoordelijk voor dat imago.

Wandelen is een van de meest natuurlijke en alledaagse dingen die je kunt doen. Als kind vond ik de gedachte dat je simpelweg te voet de wereld in kon trekken fascinerend en aantrekkelijk. Dat vind ik nog steeds. Het is zó basaal en goed te doen: rugzak om en stap voor stap een andere wereld, een ander leven, binnentreden. Het leek me de ultieme zelfbeschikking, al kende ik dat woord toen nog niet. Buiten dit alles heeft mijn fascinatie voor wandelen ook te maken met mijn liefde voor onderweg zijn. Eenmaal onderweg ben ik in niemandsland, een plek waar alle dagelijkse verantwoordelijkheden van me afglijden en ik de rust en ruimte voel om onverwachte wendingen van het lot in dankbaarheid dan wel gelaten te ondergaan. Onderweg zijn is hoe ik wil leven. Als me dat zou lukken, zou ik er een boek over schrijven. Maar helaas, in het dagelijks leven ben ik een controlfreak die veel tijd verdoet met piekeren over zaken waar ik geen controle over heb.

Daarmee kom ik bij de essentie van wat het wandelen me brengt en waarom ik denk dat je van wandelen een betere schrijver wordt: het vertragen maakt dat na enige kilometers ook het denken terugschakelt. En daar zit de winst. Mijn overmatige denken, waar geen enkele wijsheid in zit en me onder de streep zelden iets oplevert, verliest zijn scherpe kantjes. Na nog een paar kilometer voel ik ruimte in mijn hoofd en is het piekeren veranderd in mijmeren. En al mijmerend krijgen mijn zintuigen vrij spel en kom ik op de beste ideeën. Precies de dingen die je nodig hebt als schrijver. Oké, je moet er dus even voor lopen maar als piekeren mijmeren wordt, houd dan notitieblokje en pen paraat. Nee, niet je telefoon! Die staat uit.