Van de inmiddels drie generaties astrologen in mijn familie ben ik de tweede. In de jaren tachtig begon mijn moeder aan de Bossche volksuniversiteit aan een cursus astrologie, stapte daarna over naar een erkende opleiding en stortte zich met de bezieling van een naar zelfontplooiing snakkende huisvrouw op haar studie. Niet alleen van de astrologie trouwens. Aanverwante onderwerpen boeiden haar evenzeer. De boekenkast in mijn werkkamer is nog altijd voor de helft gevuld met werken die zij ooit aanschafte.
De derde generatie bestaat uit mijn neef. Net zo oud als mijn zoon is hij: twintig. Waar mijn zoon inmiddels nogal moe wordt van mijn – ik citeer – ‘gezever over Mars en Bounty in het tigste huis’ is mijn neef een dankbare gesprekspartner. Hij is leergierig, slim en stelt andere vragen over de astrologie dan ik. Behalve dat ik het inspirerend en waardevol vind dat de volgende generatie in mijn familie de astrologie oppakt, heeft mijn neef me ook iets belangrijks laten zien. Iets wat mij de innerlijke ruimte gaf om eindelijk zelf als astroloog naar buiten te treden, zodanig zelfs dat het woord in mijn logo staat.
Lange tijd heb ik geaarzeld mezelf te profileren als astroloog, om de simpele reden dat het voor de meeste mensen té alternatief was, te zweverig. Mensen kunnen veel hebben als het gaat om alternatieve zaken maar astrologie werd tot voor kort door velen beschouwd als hocus pocus van de ergste soort. En nog steeds. Niet vreemd ook want als iets (vooralsnog) niet wetenschappelijk te onderbouwen is dan is het de astrologie. Ik ben daar gevoelig voor. Nee, dat zeg ik verkeerd. Dat het niet wetenschappelijk verklaard kan worden interesseert me eigenlijk geen biet. Zelf academisch opgeleid heb ik allang de betrekkelijkheid van de waarde der wetenschap ervaren en weet ik dat het meetbare en het onmeetbare allebei een plek hebben in deze wereld. De pijn zit ‘m in het gevolg van die onwetenschappelijkheid: het wordt niet serieus genomen. Dáár ben ik gevoelig voor.
Dus maakte ik als astroloog lange tijd halfhartige schijnbewegingen. Ik was het wel maar deed er weinig mee, ondanks de lof en dankbaarheid die me ten deel vielen als ik toch weer eens een consult had gedaan. Blijkbaar was dat niet genoeg. Ik wilde beroepsmatig voor vol aangezien worden, door iedereen, hierin aangemoedigd door een bevriende huisarts die zei; ‘Als jij nou eens een normaal papiertje gaat halen, kunnen huisartsen naar je doorverwijzen. We kunnen niet doorverwijzen naar een astroloog, hè, dat snap jij ook.’ Ja, dat snapte ik ook … Ik vergat haar eraan te herinneren dat het uitgerekend Hippocrates was – je weet wel, de grondlegger van de moderne geneeskunde wiens eed nog steeds wordt afgelegd door afgestudeerde artsen – die zei dat een arts die geen kennis heeft van de astrologie zichzelf geen arts mag noemen.
Gelukkig zijn de tijden aan het veranderen, al zal het nog lang duren voordat er vanuit de reguliere zorg wordt doorverwezen naar een astroloog. Waarschijnlijk gebeurt het nooit. Hoeft ook niet. Waar het om gaat is dat het imago van astrologie aan het veranderen is doordat jonge generaties zich erop storten. Ze vinden er voldoening, inzicht en houvast in en hebben maling aan het feit dat het niet wetenschappelijk bewezen kan worden. Deze houding vind ik verfrissend en inspirerend. Hopelijk verlost hij ons van het idee dat iets pas ‘werkt’ als het wetenschappelijk is aangetoond. Behalve evidence based is er namelijk ook zoiets als experience based.
Mijn neef was de eerste die mij enkele jaren geleden bewust maakte van deze veranderende houding ten opzichte van de astrologie en inmiddels heeft elke serieuze krant het afgelopen jaar een artikel gewijd aan de groeiende populariteit van deze esoterische leerweg. Toen ik mijn neef mijn dilemma had voorgelegd, keek hij me verwonderd en een beetje meewarig aan: ‘Lekker belangrijk dat sommige mensen het niet serieus nemen. Iedereen die ik ken is super geïnteresseerd in wat ik doe. Weet je hoeveel volgers mijn favoriete astrologen op social media hebben??’ Eh nee, dat wist ik dus niet. ‘Nou, veul!’
Nu ben ik de eerste die zal erkennen dat het aantal volgers niet per se iets zegt over de kwaliteit van de boodschap die wordt uitgedragen maar bemoedigend vind ik het wel.
Foto: Mikhail Nilov/Pexels